Slagerij LeJeune: ‘Slager blijf bij je vlees’
Zijn slagerij is als een podium voor Jean-Maurice Le Jeune, met zijn gezellige karakter en rappe tongval. “Het is eigenlijk altijd druk. Maar is het druk of schiet het gewoon niet op door mijn geouwehoer”, lacht hij hartelijk.
Het is niet alleen tekst- en liedjesschrijver Tilburger Ivo de Wijs die lovend is over de producten van slagerij LeJeune. Ook TV-kok Rudolph van Veen is van mening dat als hij in zijn eigen provincie Brabant op zoek zou gaan naar smaak, LeJeune een van de eersten is die een bezoek krijgt. ‘Hij is onze vleesjuwelier’, liet Van Veen in dagblad De Gelderlander optekenen. Paul de Leeuw is verliefd op zijn leverworst en Marc-Marie Huijbrechts was er kind aan huis. Alom lovende kritieken dus. Tijd voor een opmars richting elders in het land? “Nou, nee. Ik ben gewoon een slager uit Tilburg en dat wil ik graag zo houden. ‘Slager blijf bij je vlees’, zeg ik altijd. Ik heb veel bewondering voor wat televisiebakker Robert van Beckhoven allemaal doet, maar ik hoef niet per se de televisieslager te worden.”
4 generaties
Leo LeJeune (generatie 1) opende in 1906 de deuren van de slagerij aan de Willem II-straat in het hart vanTilburg. Zijn zonen Mathieu en Joop (generatie 2) namen de zaak net voor de Tweede Wereldoorlog over. Kleinzoon Jean (generatie 3) stond vervolgens 40 jaar aan het hoofd van het bedrijf. Hij droeg in het stokje in 2008 over aan zijn zoon Jean-Maurice (generatie 4). Kruipt het slagersbloed waar het niet gaan kan en staat generatie 5 al in de startblokken? Jean-Maurice: “Ik zou het prachtig vinden als mijn zoon Oliviér of dochter Frédérique de zaak voortzetten, maar er zit geen dwang achter. Zo bracht mijn vader het ook op mij over: je moet vooral doen wat je leuk vindt. Als ze interesse hebben, raad ik hen aan het wel anders te doen dan ik. Ik werk 60 tot 70 uur per week. Ook als ik vrij ben, ben in mijn hoofd met de zaak bezig. Dat doe ik met veel liefde, maar het slokt wel veel op.” De slagerij is twee dagen per week gesloten en drie weken per jaar dicht. “Mijn grote manco is dat ik het moeilijk vind om de zaak los te laten”, verklaart hij. “Dat heeft niets te maken met de betrouwbaarheid van mijn personeel, maar alles met mijn karakter. Ik ben probeer de zaak nu af en toe even los te laten. Anders word ik door mijn kinderen herinnerd als ‘wie is toch die man die op zondag het vlees snijdt?”
Vrachtwagens
In eerste instantie vond Jean-Maurice het slagersvak helemaal niet aantrekkelijk. Hij volgde de IVA, de opleiding voor de automotivebranche. “Na mijn studie verkocht ik vrachtwagens. Maar rond mijn 25e had ik een gesprek met mijn vader. We lieten samen de hond uit, toen ik uit het niets voorstelde: ‘Als ik jou nou eens een maand kom helpen? Vind ik het niets, prima. Vind jij het niet leuk, ook prima’. Ik sprong tijdens de drukke dagen rondom kerst bij, en ben er nog steeds. Toen ik de zaak overnam, zaten we midden in de economische crisis. Dat besef was er, maar ik dacht ook: de slagerij heeft eerdere recessies overleefd en twee Wereldoorlogen, dus dit zullen we ook wel overleven.”
Napoleon
Nostalgie van de bovenste plank: balkenbrij, bloedworst, boudin noir en rilette, je komt het amper nog tegen. “Bij ons dus wel. Het hele jaar door maken wij rilette, en in de wintermaanden balkenbrij en bloedworst. We maken alles zelf: controle over de hele keten vinden wij belangrijk. We werken met vaste leveranciers. Zo kunnen we onze klanten garanderen dat de dieren een goed leven hebben gehad. Dat proef je aan het vlees."
‘Wat Napoleon was onder de vorsten, is onze worst onder de worsten’, voert LeJeune heel dichterlijk als slogan. Wat maakt ze zo bijzonder? “Als mijn overgrootvader nu zou terugkeren op aarde, zou hij hier dezelfde worst proeven als toen hij ze maakte”, zegt Jean Marie trots. “We zijn trouw gebleven aan zijn receptuur. Dat staat nergens opgeschreven: het zit in mijn hoofd en in dat van mijn vader. Mocht het met ons beiden fout aflopen, dan is de receptuur weg. Niet handig? Jawel hoor. Als je het niet opschrijft, kan een ander er ook niet mee weglopen.”
Beeld: © Bert Jansen Fotopersburo