Malen: vlees zorgvuldig ontdoen van pezen, stempels, kraakbeen en bloederige delen en door de 10 mm plaat grof voormalen (zorg voor goed geslepen messen).
Koelen: het gemalen vlees bij 1˚C koelen of licht aanvriezen (afdekken met plastic folie).
Kruiden en hulpstoffen nauwkeurig afwegen.
Wolven: het grof gemalen vlees mengen met zout, peper, peterselie, kervel, dragon, bieslook, gefruite ui, ei en room culinair, afmalen door de 3 mm plaat.
Mengen: het deeg kort namengen tot er een goede binding is. Te kort mengen leidt tot te weinig binding; te lang mengen tot een stug eindproduct.
Stoppen: de stopmachine vullen zonder luchtinsluiting en de daarvoor bestemde darmen afvullen in strengen of kleine worstjes. Bij het stoppen een juiste vulhoorn gebruiken; de korte hoorn, maar vooral niet te smal. Het deeg niet te snel – met weinig druk – zonder insluiting van lucht stoppen. Boter of margarine tegelijk met de worstjes in iets water in de braadpan doen. De worstjes bij voorkeur met deksel op de pan gedurende 10 á 15 minuten laten garen op niet te hoog vuur. Deksel verwijderen en vervolgens op hoog vuur de worstjes de gewenste braadkleur geven. Tijdens het braden nooit in de worst prikken.