23-juli-2017 | Door: Gerhard Kwak
Historie van de groenteteelt

Historie van de groenteteelt

Groente wordt tegenwoordig geteeld voor menselijke consumptie. Dat is broodnodig want er heerst wereldwijd een enorm tekort aan voedsel. De tuinder (teler) doet dat in zijn tuinderij. De groente wordt in de volle grond, dus buiten, geteeld en in kassen, onder glas. De laatste jaren zie je een sterke toename van de specialisatie van de tuinder op de teelt van een enkele soort. Vooral op de volle grond is dat het geval. 

De teelt van groente begon al in de Middeleeuwen. Met name de monniken en kloosterzusters begonnen in hun kloostertuinen met de teelt van groente. In eerst instantie voor eigen gebruik, maar al snel ging men over tot de verkoop. De teelt breidde zich al snel uit naar landerijen en boeren rondom een stad of grotere plaats. Op het platte land bleven de boeren zelf voor hun groenten zorgen. Vanaf 1800 nam de teelt steeds sterker toe. Het telen van kool is een mooi voorbeeld van de sterke uitbreiding die onder andere plaats vond in Noord-Holland.

Het professioneel kweken van groente vond in eerste instantie alleen plaats in de volle grond. Veel later kwam daar de glastuinbouw bij.

Volle grond

We kennen tegenwoordig de gangbare (grove) teelt van bijvoorbeeld aardappelen, peen en uien op de grote landbouwbedrijven en de fijne teelt, Daarnaast maken ook steeds meer gebruik van de biologische landbouw  en de biologisch-dynamische teelt. Twee dingen bij de teelt zijn van groot belang:

De grondsoort

Voor de teelt op de volle grond moet deze een goede bodemstructuur kennen en uiteraard vruchtbaar zijn. De grond wordt voor het inzaaien of –poten eerst geploegd of gefreesd en indien nodig met de eg glad gemaakt. De grond wordt voor een goede opbrengst bemest met kunstmest of organische mest. Aan de hand van een grondmonster wordt eerst de basisbemesting vastgesteld. Daarbij wordt gekeken naar de zuurgraad (pH), het organische stofgehalte en de aanwezige mineralen. Tijdens de groei van het gewas wordt waar nodig bij gemest.

Afhankelijk van de soort worden de gewassen ingezaaid of gepoot. Daarbij wordt vaak de zogenaamde ‘beddenteelt’ toegepast. Bedden bestaan uit stroken opgehoogde grond die evenwijdig aan elkaar lopen met tussen de bedden een bandbreedte ruimte. Deze breedte is afhankelijk van de gebruikte machines. Op deze manier kan ook hier heel efficiënt gewerkt worden. Tijdens het telen wordt onkruid op verschillende manieren bestreden. Met de hand, met een machine of chemisch. Voor een betere groei kan, indien nodig, ook gesproeid worden als het te droog is.

Het oogsten wordt vaak met de hand gedaan alhoewel er steeds vaker machines worden ingezet. Zoals bij het oogsten van kool, aardappelen en spruiten. Na het oogsten wordt de grond vaak meteen weer gereed gemaakt voor de volgende teelt. De zogenaamde ‘volgteelt’.

Zaad en plantmateriaal

Voor het telen van groente mag de tuinder alleen gebruik maken van rassen die geregistreerd zijn. Een ras wordt pas geregistreerd als het voldoende onderscheid heeft ten opzichte van vergelijkbare rassen. Alle rassen die in de EU op de markt komen staan op de Gemeenschappelijke rassenlijst van Groentegewassen. Het zaad mag alleen door licentiehouders vermeerderd worden. Verder moet het zaad gekeurd zijn op rasechtheid en –zuiverheid, op de kiemkracht en op de aanwezigheid van ziekten. In Nederland wordt gekeurd door de Naktuinbouw. http://www.naktuinbouw.nl/

De afgelopen jaren zijn er steeds meer en betere rassen op de markt gekomen door plantenveredeling. Ze kregen door veredeling een hogere opbrengst, een verbeterde kwaliteit, zijn beter bestand tegen ziekten en plagen en zien er uniformer uit. Een mooi voorbeeld van een geslaagde veredeling is de komkommer waarbij de bitterheid is verdwenen.

Onder glas

Men ging in de 19e eeuw werd vooral ook in het Westland de teelt van groenten steeds meer uitgebreid. Daar werden de oude strandwallen afgezand  en opgehoogd met natte veen- en kleigrond en door de toevoeging van mest werd de ondergrond steeds beter. Vooral door de aanwezigheid van de grotere steden met veel monden die gevoed moesten worden en de uitvinding van de teelt onder glas kon het Westland rond Aalsmeer uitgroeien tot het grootste onder glas teeltgebied ter wereld. Rond 1850 kwam het telen onder glas van de grond. In eerst instantie heel eenvoudig. Men bouwde de kassen eenzijdig tegen een muur en probeerde het met druiven. Langzaam maar zeker kwam men er achter dat glazen kassen ook rondom van glas konden worden gebouwd en dat je ze goed kon verwarmen met als resultaat een duidelijk betere opbrengst. Al doende ontdekten de tuinders dat je op deze manier ook producten kon kweken uit de warmere landen van deze wereld.

Bekende glastuindersgebieden vind je momenteel vooral in het Westland, in Zuidoost Drenthe en rond Venlo.

Bij het telen onder glas is echte landbouwgrond steeds minder belangrijk. De teelt gebeurt in de moderne tuinderijen op stromend water of op steenwol. Dat werkt een stuk efficiënter. De mest wordt via het water toegevoegd. Om de gewassen te bestuiven wordt vaak gebruik gemaakt van hommels. De oogst vindt plaats door gebruik te maken van plukkers en pluksters die de groenten met de hand oogsten. Zij lopen lands de producten en gebruiken karretjes voor het transport.

Meer recent is het kweken in de gesloten kas waarin een uitgebalanceerde energievoorziening voor een adequate groei zorgt. Wanneer de groenten rijp zijn worden ze via groenteveilingen op de markt gebracht. Hoewel er ook wel telers zijn die rechtstreeks aan de afnemers leveren.

 Foto: Groentetuin bij boerenschuur

Terug naar boven