Gebruiksartikelen van slachtdieren
Wanneer er was geslacht dan werden de eetbare delen uiteraard gescheiden van die delen die daar niet geschikt voor waren. Voedsel kwam op de eerste plaats. Daarnaast waren er echter nog een aantal onderdelen van het slachtdier dat voor andere doeleinden geschikt waren. Niets van de slachtdieren werd weggegooid. Alles vond een bestemming. Een deel werd gebruikt bij het werk en zelfs bij kinderspelletjes.
Paardenschedel
De schedel van het paard, meestal zonder de onderkaak werd nogal eens aan een huis of een schuur gespijkerd. Dit om de boze geesten te weren. Het gebruik schijnt afkomstig te zijn van onze Germaanse voorouders. In de Gelderse volksalmanak van 1872 staat een vermelding betreffende dit gebruik. De schedel boven de paardenstal gespijkerd beschermde de paarden.
Koehoorn
De hoorns werden vaak als afweermiddel aan de staldeur bevestigd of tussen de gebinten gestoken. Ze deden verder dienst als signaalhoorn om de het vee te roepen en heel vroeger als kruidhoorn voor jagers. In nog vroeger tijden werden ze ook wel als drinkbeker gebruikt. De koehoorn werd ook door imkers gebruikt om bramenranken te ontdoen van doornen. Zo maakten ze van de ranken een goedkoop maar sterk bindmateriaal om hun bijenkorven gemaakt van roggestro, in elkaar te vlechten. Imkers noemden deze ranken 'braamspleut'. Tegenwoordig gebruikt men ook het taaie rotan dat uit de tropen komt.
Kooten
Deze onderdelen van de koeienpoot komen per twee voor in de koeienpoot. Ze werden gebruikt voor het kooten. Een koot heeft een bolle en een holle kant. De laatste werd open geboord en gevuld met lood. Met de koot werden verschillende spelletjes gespeeld zoals:
- Stoof of schijt. De koot werd geworpen en de spelers moesten dan raden of de koot met de holle zijde ( de schijt) of de bolle zijde ( de stoof) boven kwam te liggen. Een soort kop of munt spelletje.
- Kuiskoten waarbij een staande koot omgeworpen moest worden.
- Koten: bij het spel koten gebruikte men de werpkoot om andere koten, die rechtop stonden, omver te gooien. Dit spel is een variant van het kegelspel.
Schaatsen en sleeën
Heel vroeger werden de onderkaken en de ribben van een rund wel als schaatsen gebruikt. In het bot werden gaten geboord voor de touwen waarmee de zogenaamde 'glissen' onder de voet werd gebonden. De dubbele onderkaak van een rund was in de winter vaak een goede slee. Voorbeelden daarvan zie je op een schilderij 'schaatsen voor de Sint-Jorispoort te Antwerpen circa 1588' van Pieter Breughel. Het schilderij hangt in het museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.
Bikkelen
Het bikkelspel is een spel dat gespeeld werd met kleine klompjes hard materiaal, meestal van het sprong- of hielbeentje van een schaap, kalf of varken. De klompjes werden bikkels genoemd. Een spel dat vooral door meisjes werd gespeeld. Voor het spel heb je 4 bikkels en een balletje of stuiter nodig. Het spel vereist voornamelijk handvaardigheid. De bikkels worden in de hand genomen, opgegooid en weer opgevangen. Daarbij moet een bepaalde volgorde in het aantal bikkels dat opgegooid wordt worden aangehouden. Vooral het opvangen van de bikkels op de bovenkant van de hand vergt enige bedrevenheid.
Rundertanden
Kinderen speelden vroeger met de snijtanden van een koe. Soms werden ook paarden-tanden aan een draad geregen zodat kleine kinderen er mee konden spelen als een variant op de hedendaagse bijtring. Een tand in de zak van een volwassene zou tevens tandpijn voorkomen. De hoektanden van varkens werden nogal eens als amulet gedragen. Vooral de vervaarlijke hoektanden van wilde zwijnen kwamen daarvoor in aanmerking.
Benen knopen
Benen knopen werden gemaakt van de lange en platte beenderen van het rund of het paard. Heel vroeger werden ze op de boerderij vaak gesneden van de botten van de (huis)slacht dieren. In een artikel over de knopendraaiers van Montfoort rond 1760 werd aangegeven dat daarvoor 'schinkels' (schenkelbeenderen) werden gebruikt waarvan de knokige uiteinden waren afgezaagd zodat het merg uit de botten kon worden gehaald om ze daarna schoon te koken. Vervolgens konden uit deze botten knopen worden gedraaid. Door de toenemende welvaart werden in de loop van de tijd deze knopen door metaal of kunststof vervangen.
Spelen met een snorrebotje
Dit botje is één van de middenvoetsbeentjes van het varken. De botjes werden uitgekookt en in het midden werden 2 gaatjes geboord. Daardoorheen werd een touwtje of draad naaigaren van ruim een meter geregen. De einden werden aan elkaar geknoopt. Daarna stak je de vingers in de lussen en slingerde het botje een aantal keren rond. Vervolgens trok je beide handen naar buiten toe. Zo trok je het touwtje strak en ging het botje door de spanning ronddraaien. Door de snelle draaiing draaide het touwtje zich weer opnieuw op. Door steeds te trekken herhaalt het proces zich. Daarbij maakte het snel draaiende botje een snorrend geluid. Als je wilt weten hoe het werkt kun je het ook met een grote knoop proberen.
Snorrebotje
Gedroogde varkensblaas
De varkensblaas was een veelgebruikt bijproduct uit de huisslacht. Zo werd hij langs de oostgrens met Duitsland regelmatig gebruikt als ‘vat’ om drank in te smokkelen. Verder kon je er een mooie natuurlijke deksel van maken door de blaas nog vochtig over een Keulsepot te spannen die daardoor mooi werd afgesloten. Eenmaal opgedroogd was dat de perfecte afsluiting. Wanneer dat niet nodig was dan werd de blaas opgeblazen, dicht geknoopt en gedroogd. Dan hadden de kinderen een voetbal om mee te spelen. Ook werd de blaas wel gevuld met gedroogde erwten zodat een soort rammelaar ontstond. Kinderen gebruikten de blaas vaak voor het zogenaamde ‘blaastrappen’. De blaas werd dan met een touw aan het been van een kind geknoopt en de andere kinderen probeerden deze dan kapot te trappen. Wanneer dat lukte met een grote knal was dat kind de kampioen.
Blaas voor de foekepot
Verder werd de blaas gebruikt voor het maken van een foekepot. De varkensblaas werd om het uiteinde van een glad stokje geknoopt. Zodanig dat het stokje in het midden zat. Het handigste is een bamboestokje want daar zitten verdikkingen op waarachter de blaas mooi blijft zitten. De blaas wordt nu over de rand van een aardewerken pot gespannen zodanig dat het stokje nu mooi omhoog steekt. De foekepot wordt tegen de borst gedrukt en vervolgens wordt met een vochtige hand (even spugen) langs het stokje gepompt waardoor een ‘foek-foek’ geluid ontstaat.
Liedje:
Ik heb zo lang met de rommelpot gelopen
ik heb geen geld om een brood te kopen
Foekepotterij, Foekepotterij
Geef me een cent en ik ga voorbij.
Pezerik
Het mannelijke geslachtsdeel van een rund en een varken wordt pezerik genoemd. De varkenspezerik (foto) van het mannelijke varken ‘de beer’ bevat een grote hoeveelheid korrelig vet. Daardoor is hij bij uitstek geschikt om ijzeren gereedschap als de zeis en de zaag in te vetten. De pezerik hing vaak bij het fornuis dan was hij altijd bij de hand.
Gedroogde bullepees voor de hond
De runderpezerik werd gedroogd en vervolgens als slagwapen gebruikt. De beruchte ‘bullepees’. In voorkomende gevallen werd voor het drogen van de pees een stuk ijzerdraad door de pezerik geschoven waardoor de slag nog harder aankwam. Tegenwoordig wordt de gedroogde bullepees vaak als kauwmateriaal voor honden verkocht.
Huid van de koe
Na het afhuiden van de koe werd het vel naar de leerlooierij of de plaatselijke schoenmaker gebracht die er leer van looide. Ook waren er opkopers actief die als tussenpersoon optraden. De ‘Amsterdamse Huidenclub’ was zo’n organisatie die door heel Nederland de huiden bij de slachter opkocht.