15-april-2016 | Door: Gerhard Kwak
Diepvriescentrales

Diepvriescentrales

Omstreeks 1955-1960 ontstonden in de buurschappen  rond boerengemeenschappen kleine diepvrieshuizen omdat de tegenwoordig alom aanwezige koelkasten en diepvriezers nog veel te duur waren om als particulier aan te schaffen. Deze diepvries/centrales werden opgericht door plaatselijke coöperaties. In Winterswijk in de Achterhoek, waar  deze informatie vandaan komt, waren dat de Coöperatieve Zuivelfabriek, de Coöperatieve Boeren/leenbank en de Coöperatieve landbouwbond. Daarnaast deed de vereniging van Plattelandsvrouwen mee. 

Diepvriescentrales

Een diepvriescentrale bestond uit een klein gebouwtje met daarin een vrieskluis en een kleine ruimte waar het vlees bewerkt kon worden. In deze ruimte was ook de gelegenheid om op kleine schaal worst te maken. De vrieskluis, in wezen een hele grote diepvries, bevatte stellingen waarin grote houten boxen lagen die via wielen in en uit gerold konden worden. De boxen hadden een inhoud van 200 liter en waren eventueel door te delen tot vakken van 100 liter. De boxen werden verhuurd aan de leden van een coöperatie en niet aan handelaren. De deelnemende boer in kwestie huurde één of meerdere lades waarin de voedingsmiddelen als vlees en groente werden opgeslagen. Een lade kon worden gehuurd voor een periode van 2 jaar. Men betaalde: 100 liter fl. 35,--, 200 liter fl. 60,--, 300 liter fl. 90,--, 400 liter fl. 120,--.

Regelementen

In de reglementen stond dat de eigenaar van de lade twee maal per week kon afhalen en iedere dag kon brengen. Aan dat inbrengen was een maximum van 300 kilo (per 16 uur) verbonden. Dit om al te grote temperatuurschommelingen te voorkomen waardoor de producten niet goed werden ingevroren en de energiekosten te hoog zouden oplopen.

Bij het eerste vrieshuis in Winterswijk konden de boeren in eerste instantie intekenen op één lade. Bleven er laden over dan konden de ‘darpers’ (dorpelingen) ook een lade huren aldus de notulen van 21 februari 1956. Bij elk vrieshuis werd een toezichthouder aangesteld die moest toezien op een goede gang van zaken. De persoon in kwestie was er bijvoorbeeld altijd bij wanneer er aangevoerd en afgehaald werd. Omstreeks 1960 kreeg een toezichthouder voor het werk, volgens de notulen, fl. 10,-- ( € 4,50) per week. Uiteindelijk werden de laden van 200 liter vervangen door 2 laden van elk 100 liter wat het inbrengen vergemakkelijkte. Voor het op de goede manier omgaan met de diepvries werd, bij de oprichting, nog een voorlichtingsmiddag gehouden. Dat was wel nodig want de gebruikers hadden nog nauwelijks ervaring met het invriezen van voedsel. Ook vele jaren later was het nog steeds geen luxe met de verschillende vrieshuizen.

Bekende problemen

1. Het te lang open laten staan van de vrieshuisdeuren waardoor veel koude verlies optrad.
2. De temperatuurswisselingen bij de inbreng waren groter dan verwacht waardoor hoge energierekeningen ontstonden.
3. Er werd onvoldoende schoongemaakt. Daardoor werden soms kwalijke ‘reukverschijnselen’, zoals men dat noemde, geconstateerd.
4. De laden werden mee naar huis genomen om in te pakken waardoor nogal eens verontreiniging optrad.
5. Er ontbraken noodknoppen in de bewaarruimten waardoor opsluiting soms voorkwam.
6. Pakjes vlees die zonder naam of eigenarennummer bleven liggen in de verwerkingsruimte waren eveneens een probleem. Meestal werden ze weggegeven aan behoeftige gezinnen.
7. Vlees dat te lang bleef liggen in de voorvries om in te vriezen waardoor opslagproblemen ontstonden.

Het einde van de vrieshuizen

In later jaren verkochten de boeren steeds vaker hun slachtvee aan een slager die dan een deel vervolgens verwerkte in het kleine werkplaatsje dat bij het vrieshuis aanwezig was. In sommige gevallen deden de huisslachters dat bij de boer aan huis omdat het daar gemakkelijker was of omdat er in de werkplaats van het vrieshuis onvoldoende warmte aanwezig was. Daar was de coöperatie niet gelukkig mee want dat scheelde inkomsten. De kosten voor het verwerken van het slachtvee en het gebruik van de machines werden anno 1960 als volgt vastgesteld: Half varken fl. 1,-- (€ 0,45), Heel varken fl. 1,75 (€ 0,80), Vierde rund fl. 1,25 (€ 0,57), Heel rund fl. 5,-- (€ 2,25)

Bij het vrieshuis was het allemaal ook wat gemakkelijker want daar kon het geslachte varken beter en vooral hygiënischer worden bewerkt en in ieder geval konden ter plaatse het gehakt en de verse worsten worden gemaakt. De boerin en/of de meid hielpen dan mee en alles kon dan meteen de diepvries in. De overige worstsoorten werden meestal door de slager aan huis gemaakt en dan later weer afgeleverd. Uiteindelijk bleek, naast de wettelijke maatregelen, vooral de opkomst van de vriezer thuis de doodsteek van de traditionele huisslacht. Uiteindelijk kregen alle buurtschappen in Winterswijk hun eigen vrieshuis. In het jaarverslag van 1960 lezen we dat er totaal 722 leden zijn die gezamenlijk 7 kluizen beheren in het dorp en de buurtschappen. De inhoud totaal bedraagt 189.400 liter waarvan 186.000 liter is verhuurd.

Omdat het steeds gemakkelijker wordt om zelf thuis een diepvries te plaatsen neemt de belangstelling voor de diepvrieshuizen steeds verder af. Anno 2011 is er alleen nog een goed functionerend diepvrieshuis in Meddo een buurtschap onder Winterswijk dat wordt uitgebaat door een ambachtelijke slager en partyservicespecialist. Bij hem zijn de bijgeplaatste foto's geschoten.

Terug naar boven