Bewerking verse vis: de gesorteerde verse kabeljauw en zalm zorgvuldig voorbewerken, ontdoen van graten, vel en bloederige delen. Afzonderlijk in platte bakken, afgedekt met folie inde koelcel zetten bij 0˚C of licht aanvriezen. Vis moet zo koel mogelijk worden verwerkt. Bewerking overige bestanddelen:
Sjalotten schoon maken en fijnsnipperen
Aspicpoeder oplossen in water van 80˚C en goed mengen met een garde
Aspic, slagroom, gepelde garnalen en gerookte zalm worden op het laatst verwerkt; bewaar ze afgedekt en apart in de koelcel tot ze worden verwerkt. Bij het maken van de farce in de cutter ontwikkelt zich warmte; daarom moeten de visbestanddelen, slagroom e. d. zo koel mogelijk worden verwerkt. De farce zo lang mogelijk uitcutteren; de eindtemperatuur moet ca. 10 tot 12˚C; is de temperatuur onder 6˚ of boven 12˚C, dan kunnen afwijkingen ontstaan, zoals een slechte binding. Wanneer de cutter is voorzien van een thermometer is de temperatuur ook beter te beheersen.
Voor een goede verkleining van de bestanddelen (om een goede binding te krijgen), is het nodig dat scherpe cuttermessen worden gebruikt; de messen ten opzichte van de cutterkom met zo klein mogelijke tussenruimte afstellen.
De verse kabeljauw en zalm verkleinen en de cutter laten draaien. Na 2 á 3 ronden alle overige ingrediënten toevoegen, behalve de garnalen, gerookte zalm, opgeloste aspic en slagroom (die nog in de koelcel staan). Cutter verder tot ca. 8˚ á 9˚C, voeg dan de garnalen, gerookte zalm, opgeloste aspic en slagroom toe en cutter de farce af tot een temperatuur van maximaal 12˚C.
Tijdens het cutteren hoeft de massa niet steeds te worden stopgezet; wel halverwege het cutteren de cutterdeksel leeg maken.
Het visdeeg/de farce is nu gereed. Deeg en verkleinde krab mengen. Bij gebruik van vormen deze eerst met folie beleggen en dan met dunne plakjes gerookte zalm. Daarna de vorm afvullen, zonder luchtinsluiting met het deeg. Of het deeg stevig in potdichte darmen van het gewenste kaliber stoppen, zoals bij worstmaken. Direct na het vullen de vormen of worsten verhitten in een combikast, combikamer of combisteamer, altijd met een zo hoog mogelijke relatieve vochtigheid en de hoogst mogelijke luchtsnelheid. Dat bevordert een snelle indringing van de gewenste warmte. Zorg wel voor voldoende onderlinge afstand tussen de worsten. Begin met een omgevingstemperatuur van ca. 50˚C; voer de temperatuur op tot 80˚C tot een kerntemperatuur van 72˚C en houd die 15 minuten vast. Deze procedure geeft een betere doorkleuring, smaak en houdbaarheid. Als men niet beschikt over apparatuur waarmee men de temperatuur langzaam kan laten oplopen, houd dan één uur de temperatuur op 50˚C vast en stel dan de temperatuur af op 80˚C tot een kerntemperatuur is van 72˚C, die ook 15 minuten moet worden vastgehouden. Bij gebruik van een kookketel dezelfde kooktijden en temperatuur aanhouden als hierboven (eventueel een rek erop leggen zodat de producten onder water blijven).De vormen/ worsten in kunstdarmen uit de kast/ketel halen, in de werkruimte laten afkoelen en daarna goed doorkoelen in de koelcel.
Presenteer dit product in plakken/plakjes op mooie schalen in de toonbank. Bij voorbeeld voor beleg op een toast(je) of voor buffetten te gebruiken.