1. Doe bloem, gist en melk in een mengkom. Mix met een mixer met deeghaken 3 minuten op de laagste stand. Mix nog 3 minuten op stand 2. 2. Voeg zout, witte basterdsuiker en boter in stukjes toe. Mix weer 3 minuten op de laagste stand. Mix nog 3 minuten op stand 2 tot een samenhangend deeg. 3. Bestuif je werkblad licht met bloem. Stort het deeg erop en verdeel het deeg in 10 stukjes van circa 65 g per stuk. Rol de stukjes op tot bolletjes door je hand losjes erop te leggen en een draaiende beweging te maken.
4. Bestrooi het werkblad ruim met de donkere basterdsuiker. Leg de bolletjes in de suiker. Rol de bolletjes in de suiker met je handen tot dunne ‘kroketten’ van 15 cm lang.
5. Rol de ‘kroketten’ in de suiker met twee handen van binnen naar buiten uit tot lange dunne slierten van +/- 55 cm lang.
6. Neem een uiteinde tussen duim en wijsvinger en rol op tot bolussen (in een spiraal). Zorg ervoor dat de uiteinden aan de onderkant komen en de ringen strak naast (en niet op) elkaar.
7. Leg de bolussen zo ver mogelijk van elkaar af op een met bakpapier beklede bakplaat. Laat afgedekt met een droge theedoek 1,5 uur rijzen. Laat niet langer rijzen dan deze tijd; dan ontstaan er vouwen in het deeg. Verwarm ondertussen de oven tot 225 °C. (Als je oven hoger kan, kun je hem tot 250 °C zetten. Houd dan wel de bolussen goed in de gaten en houd een iets kortere oventijd aan.)
8. Bak de bolussen in circa 8-10 minuten goudbruin en gaar. Stort ze gelijk na het bakken. Let op: raak de vloeibare suiker niet aan, deze is gloeiend heet, was eventueel gelekte suiker gelijk af.
Het in de suiker rollen van het deeg tot lange slierten is echt een ambacht. Persoonlijk vind ik dit verdraaid lastig. Daarom rol ik ze thuis eerst kort tussen mijn handen, en vervolgens afwisselend op een schoon werkblad en in de suiker. Let op: rol per bolus niet te lang. Gooi overgebleven suiker niet weg. Dit kun je gewoon hergebruiken.