22-april-2017 | Door: Gerhard Kwak
Spreekwoorden en gezegden over vis

Spreekwoorden en gezegden over vis

Wanneer je, zoals de makers van Versinspiratie, steeds bezig bent met het schrijven over vis en alles wat daarmee samenhangt dan loop je al snel tegen de meest leuke, gekke en soms vreemde en onbekende spreekwoorden en uitdrukkingen aan. Een reden te meer om die te vermelden. Vooral ook omdat in de aan Versinspiratie gerichte mails deze zinsneden nogal eens worden gebruikt. 

Haring in 't land, dokter aan de kant. Als de eerst haring aan land komt verbetert de gezondheid. (oud gezegde)

De grote vissen eten de kleine. Machtige mensen pakken de dingen af van arme mensen.

Hij droomt van schol, maar eet graag platvis. Hij is tevreden ondanks dat hij rijk zou willen zijn.

Het is vlees noch vis. Het is onbruikbaar.

Iemand stokvis zonder boter geven. Iemand een pak slaag geven.

Vuile boter vuile vis. Je kan niet werken zonder goed gereedschap.

Boter bij de vis. Contant betalen.

Ik moet er haring of kuit van hebben. Ik wil weten hoe het zit, wat ik krijg of waar ik aan toe ben.

Achter het net vissen. De waarheid niet achterhalen / te laat komen.

De grote vissen eten de kleine. Je moet doen wat de baas zegt.

Leven als een vis in het water. Onbekommerd en tevreden leven.

Alle vis is geen bakvis. Niet alles is even lekker.

Die vis eet heeft ook een graat. Elk voordeel heeft ook nadelen.

Bezoek en vis blijven drie dagen fris. Je moet gasten niet te lang over de vloer hebben want dan ga je je ergeren aan hun gedrag.

De vis wordt duur betaald. Het vereist grote offers.

Naar iets vissen. Iets proberen te achterhalen of ontdekken.

Achter het net vissen. Te laat komen.

Zo gezond als een vis. Heel gezond zijn.

In zulke vijvers vangt men zulke vissen. Van dat slag volk kun je dat verwachten.

Iemand met vissenbloed. Weinig gevoel hebben / koudbloedig zijn.

Ook een goede visser verliest wel eens een aal. Iedereen kan fouten maken.

Een visje uitgooien. Iets proberen te ontdekken.

Vis moet zwemmen. Bij een goede maaltijd hoort een goed glas bier of wijn.

Wie 's nachts vist moet overdag de netten drogen. Wie teveel drinkt is de volgende dag niet veel waard.

Vissen voor de deur van een visser. Weinig kans hebben.

Goede vis moet drie keer zwemmen. In het water, in de boter en in een goede wijn.

Hij kan zwemmen als een vis. Iemand die goed kan zwemmen.

Stom zijn als een vis. Iemand die weinig spreekt.

Een visje verschalken. Een kleinigheidje meepakken.

Je gooit een spiering uit om een kabeljauw te vangen. Iets kleins opofferen om iets groots te ontvangen.

Zo rood als een kreeft. Een rode kleur hebben.

Dat is geen haaienvin waard. Dat is waardeloos.

Het neusje van de zalm. Het allerbeste.

Zo glad als een garnaal. Hij is uitgekookt, heel geslepen of slim.

Iemand kijkt als Jonas in de walvis. Benauwd kijken.

Zo stoned als een garnaal. Hij is onder sterke invloed van drank of drugs.

Naar de haaien gaan. Iets dat verloren gaat / een schip dat zinkt.

Je wilt haring of kuit hebben. Iets heel goed uitzoeken.

Zo gesloten als een oester. Hij kan een geheim bewaren / zegt heel weinig.

Een echte haai. Bijdehand mens.

Als haringen in een ton zitten. Dicht op elkaar gepakt zitten.

Iemand voor rotte vis uitmaken. Iemand uitschelden.

Snoeken op zolder zoeken. Vergeefse moeite doen.

Iemand met een schollekop. Iemand met een boeventronie.

Da's een droge stokvis. Een houterig persoon.

Iemand is een kwal. Een meer dan vervelend persoon.

Als sardientjes in een blik. Dicht op elkaar zitten

Een knorhaan pikken. Een uiltje knappen / dutje doen.

Ik maak een platvis van je. Je dreigt iemand in elkaar te slaan.

Ze is zo plat als een botje. Een dame zonder borsten.

Hollands als haring met uitjes. Typisch Nederlands.

Je kunt niet weten hoe de paling kruipt. Zeg nooit nooit.

Geen vin verroeren. Geen hand uitsteken.

Het kan niet altijd kaviaar zijn. Het is niet altijd een feestdag.

Hij heeft bot gegeten. Hij is dom ter wereld gekomen en zal wel niet veranderen.

Elke vis aardt naar zijn zee. Je kunt zien waar iemand vandaan komt.

Achter in de fuik vind je paling. Je moet geduld hebben.

Iemand met een graat in de keel. Bekakt zijn of spreken.

Hij is niet zuiver op de graat. Hij is niet te vertrouwen.

Hij spreekt met een graat in zijn keel. Hij praat erg bekakt.

Wie de vis heeft moet ook de graat nemen. Naast de voordelen moet je ook de nadelen accepteren.

Iemand heeft een haaienmaag. Hij kan alles eten.

Een boer eet vis als het spek op is. Tevreden zijn met wat je hebt.

Vis noch vlees. Goed noch slecht / noch het een noch het ander.

Roep niet om mosselen voor ze aan wal zijn. Verheug je niet te snel.

Het is altijd visdag, maar geen vangdag. De buit kan tegenvallen.

Een snoek slaan. Een slag met de riem missen tijdens het roeien.

Vissen in troebel water. Hij is een profiteur.

De haring over de kop varen. Je doel voorbij schieten.

Terug naar boven