Zo maak je een beeld van vet
Het was vroeger heel gebruikelijk om beelden te boetseren van rundvet. De beelden werden gebruikt om de etalages aan te kleden. Het waren pure staaltjes van vakmanschap. Voordelig waren ze niet want vet was in het begin van de vorige eeuw een veel gevraagd artikel. Momenteel komt het beeldhouwen met vet bijna niet meer voor. De kennis ontbreekt vaak en het is tijdrovend. Daarnaast heeft het nauwelijks nog commerciële waarde.
Op bovenstaande foto: Madonna met kind en de Speelman van Gerhard Kwak en de Peperbus van vetbeeldenkunstenaar slager Frits Timans uit Hoogezand.
Gereedschap
Om een beeld te maken heb je verschillende gereedschappen nodig. Op de eerste plaats een stevig plamuurmes en een gasbrander voor het eventueel wegsmelten van overtollig piepschuim. Daarnaast heb je ook een soldeer of lasapparaat nodig wanneer je van een ijzeren geraamte gebruik maakt. De verfijning in de details krijg je met kleine modelleer- instrumentjes zoals op de foto hiernaast. Ze maken het mogelijk om het beeld zijn uiteindelijke vorm te geven. Voor de maten heb je een duimstok, een winkelhaak en een krompasser (foto rechts) nodig om de verschillende maten te kunnen bepalen.
Keuze van de grondstoffen
Voor het maken van een vetbeeld werk je hoofdzakelijk met rundvet. Het is van nature hard en laat zich gemakkelijk bewerken. Om dat alleen te gebruiken is dat vaak net even te stug zodat je beter circa 5% reuzel kunt toevoegen. Het vet wordt grof voorgemalen en daarna op een heel laag pitje gesmolten. Pas op dat het niet verbrand. Het moet zo zuiver mogelijk van kleur zijn. Het vet wordt na het uitsmelten door een linnen doek gezeefd zodat alle rommel er uit is en, wanneer het beeld lang houdbaar moet blijven, eventueel gezouten met circa 5 gram keukenzout per kilo.
Benodigde materialen
Bij de grotere beelden word een geraamte van hout of ijzer als basis opgezet. Bij het hierbij geplaatste gebouw wordt gebruik gemaakt van spaanplaat. Dat kan prima wanneer je als maker uitgaat van strakke vormen als gebouwen en dergelijke. Bij de modellen waarbij meer uit de vrije hand moet worden gewerkt heb je kippengaas nodig voor het modelleren van de ruwe vorm van het beeld. Deze kippengaasvormen zijn uiteraard hol en worden gevuld met piepschuim nootjes of stukken piepschuim. Eventueel gaten kunnen met purschuim dichtgespoten worden.
Keuze van het onderwerp
Collega Frits Timans maakte ter gelegenheid van de Noordelijke Slagermanifestatie 2012 in Zwolle een kopie in vet van de plaatselijke klokkentoren van de Onze Lieve Vrouwebasiliek. De zogenaamde Peperbus.
Gerhard Kwak koos in 1973 voor het beeldje 'de Speelman'. Het is een aantrekkelijke voorstelling en het heeft anatomisch gezien de juiste verhoudingen.
Afwerking en afkijken
Het kleine beeldje heeft uiteraard geen bouwtekening zoals de Peperbus en in verhouding weinig details. Veel minder dan een levensgroot beeld. Daarom is het verstandig om foto's te zoeken van de verschillende onderdelen. Uiteraard is het ook mogelijk om met de originele materialen als bijvoorbeeld een chiantifles te werken. Zij geven je een goed voorbeeld van de werkelijkheid en maken het zo mogelijk om zo natuurgetrouw mogelijk te werken.
Werkmethoden
Voor de op deze pagina opgevoerde werkstukken zijn er twee werkmethoden. Het gebouw heeft de officiële bouwtekeningen als maat bepaling en het beeldje heeft een handmatige maatbepaling.
De peperbus
De bouwtekening is bepalend voor de uiteindelijke maat. De hierop vermelde maten worden omgerekend naar de uiteindelijke hoogte van het vetwerkstuk. In de praktijk betekent het dat wanneer het beeld een uiteindelijke hoogte moet hebben van 2 meter dat alle maten op de tekening daarop teruggrijpen.
De speelman
Voor het beeldje werd als basis een stevige houten plank gebruikt. Een paar centimeter dik. Op deze basis werd de omtrek van het onderwerp getekend. Het beeldje heeft een langste bodemmaat van 150 mm, een breedte van 95 mm en een hoogte van 170 millimeter. Deze maten werden gebruikt als uitgangspunt voor het uiteindelijk levensgrote beeld dat moest ontstaan. De maker koos een volwassen man uit zijn omgeving en liet hem op dezelfde manier zitten als het beeldje. De vastgestelde hoogte van de man was 1190 mm. Het beeldje werd om de natuurgetrouwe maten te bereiken dus 7 X zo groot (1100 / 170). Deze vermenigvuldigingsfactor werd voor het hele beeld gebruikt .
Het boetseren
Bij de Peperbus werd gewerkt met een houten mal. Deze mal werd, uiteraard in de juiste maat en verhoudingen, vervaardigd van platen multiplex. Na het samenstellen van de torenmal is deze vol met vloeibaar vet gegoten dat daarna minstens 24 uur in de koeling moest uitharden. Voor het bovenste deel van de toren werd een aparte mal op schaal vervaardigd. Deze werd met de hand ingepakt in vet dat daarna eveneens moest uitharden. Na het uitharden van de toren werd met het boetseergereedschap de juiste vorm in het vet gesneden.
Afstand nemen
Het boetseren van een bestaand gebouw is een nauwkeurig karwei. Vooral bij de Peperbus waar gewerkt werd volgens een originele bouwtekening is iedere gebruikte maat van groot belang. De kleinste afwijking veroorzaakt dan een verstoring van de juiste verhoudingen en dan ziet de toren er ineens niet meer uit. Daarbij geldt vooral '.Hoe fijner het gereedschap hoe fijner de details'.
Tip: Om een goed overzicht te krijgen doet een maker regelmatig een paar stappen terug. Hij neemt afstand van zijn werk. Dan overziet hij het geheel veel beter. Verhoudingen worden dan duidelijker en de details vervagen dan in het grotere beeld.
Constructie met een frame
Bij de zwerver werd heel anders gewerkt. Op de bodemplaat werd eerst een frame van in elkaar gelast betonijzer gemonteerd. (Klik op de foto voor meer details) De dragende constructie. Aan deze dragende constructie werden dikke ijzerdraden geknoopt, gesoldeerd of gelast Op die manier werd het uiteindelijke model benaderd. De dikte werd daarna in het beeld gebracht door het aanbrengen van modellen van gaas. Om te voorkomen dat het beeld veel te zwaar werd en teveel kostte aan vet worden de holle vormen tegenwoordig opgevuld met piepschuim. Vroeger ging er vaak papier of stro in. Op deze manier kreeg het beeld langzaam maar zeker haar ruwe vorm.
Tip: Bij het boetseren van de zwerver heb je iets meer artistieke vrijheid. Je kunt namelijk de details van bijvoorbeeld de stof van de jas of de wijnfles wat meer naar je hand zetten. Pas wel op voor de maatvoering van de persoon zelf. Vooral wanneer je met de hoofdmaten van het lichaam bezig bent. Ook hier geldt dat al te grote afwijkingen leiden tot een buitenproportioneel hoofd of veel te kleine voeten en dat is geen gezicht.
Draadvormen
In de metalen draadvorm werd het dikke goed kneedbare rundvet aangebracht door het via het gaas naar binnen te gieten of te drukken. In eerste instantie werd de binnenkant goed volgepropt waarna na afloop de buiten kant zodanig werd aangesmeerd dat de ruwe vorm van het beeld ontstond. De laag buiten het gas moest wel voldoende dik zijn om later te kunnen boetseren zonder dat het gaas weer aan de oppervlakte komt. Het aanbrengen van het vet gebeurt gewoon met de handen, maar een plamuurmes is ook handig.
Mallen maken
Een grote toren als de Peperbus werd in verschillende delen vervaardigd. In een keer zou het beeld nauwelijks te vervoeren zijn. De maker maakte de mallen zodanig dat ze na het gieten en boetseren precies in elkaar paste. Draagogen aan de bovenkant van de mallen voorkwamen daarbij dat het vet weer met de handen aangeraakt zou moeten worden. Dat is namelijk onmogelijk want het beschadigd meteen.
Reclame
Daar deden de slagers het vroeger allemaal voor. Reclame. De beelden waren de ultieme uitingen van de artistieke en vakbekwame slager. Ze werden in de etalage gezet zodat iedereen kon zien wat de vakman in huis had. Ze stonden daar vaak maanden lang en trokken volop belangstelling. Zo ook bij slagerij Wim Kuipers in Hoogezand (foto links). Vetbeeldenkunstenaar Frits Timans heeft van enkele van zijn beelden bronzen afgietsels laten maken door kunstgieterij Borcherts uit Sappemeer. Zo blijven ze eeuwig bewaard.
Slavakto 1973
Op de Slavakto, de internationale SlagersVakTentoonstelling in 1973 trok de speelman van Gerhard Kwak initiator van Mijn Slager, nu Versinspiratie, veel bekijks. Op de foto wordt het beeld bewonderd door de heren die de Slavakto officieel openden. V.l.n.r.: H. De Mooy, voorzitter Slavakto, Minister van Sociale Zaken drs. Boersma en D. Groeneweg, voorzitter Bedrijfschap Slagersbedrijf.