Veluwse schellars
De ribbetjes van het varken, die we tegenwoordig ook kennen onder de naam krabbetjes, werden vroeger soms gezouten om ze beter te kunnen bewaren.
Op de Veluwe ontstond door deze bewerking een ouderwetse specialiteit die bij de plaatselijke slager nog steeds te koop is. Dat zouten gebeurde met behulp van in water opgelost zout de pekel of ze werden gewoon ingewreven met puur zout. Men liet de ribbetjes gewoon een paar weken liggen, meestal in een pekelvat en dan waren ze voldoende gezouten. Naar de huidige maatstaven waren ze dan 'bremzout'. Tot slot werden ze in de buitenlucht te drogen gehangen. Na verloop van tijd droogden ze dan helemaal in en werden steeds harder. Voor het eten werden ze een tijdje geweekt in koud water om ze wat te ontzouten en zachter te maken en vervolgens werden ze bovenop de stamppot meegekookt. De witte vlekken op het product ontstaan door zoutuitslag tijdens het drogen. Door het weken voor het koken gaan die vanzelf weg. Desondanks bleven de schellars nog steeds erg zout. Tegenwoordig worden de schellars wat lichter gezouten, maar de smaak is nog helemaal authentiek.