Bräöderkes of knorhaantjes
Na de intensieve aardappeloogst werden de arbeiders vaak getrakteerd op bräöderkes of knorhaantjes. Ze hadden dan wel een extra beloning verdiend voor het zware werk dat ze verricht hadden.
Knorhaantjes zijn de mini aardappeltjes die te klein waren om te bewaren. Ze zijn te vergelijken met de krieltjes die we tegenwoordig kennen. De mini’s werden uit de berg aardappels gevist en schoongeborsteld. Daarna werden ze een paar uur in de week gezet in een pan met zout water. Na het weken werden ze afgedroogd en gingen ze in het hete vet, meestal was dat reuzel (gesmolten varkensvet). Ze werden dan een minuutje of tien stevig gebakken en konden vervolgens met de vork, of de vingers, uit de pan worden gehaald. Als extra beloning serveerde de boer er vaak een borreltje bij.
Wanneer je tegenwoordig nog knorhaantjes wilt eten dan gebruik je kleine ongeschilde krieltjes die je in de olie bakt en bestrooid met alleen wat zout. Serveer er een verse rauwkostsalade bij.