Vrieshuizen
Het bewaren van vlees en groenten in de vrieshuizen
Omstreeks 1955-1960 ontstonden in de buurschappen rond boerengemeenschappen kleine diepvrieshuizen omdat de nu alom aanwezige diepvriezers nog veel te duur waren om als particulier aan te schaffen. De diepvrieshuizen werden gebruikt om vlees van de huisslacht of groenten uit de tuin in te vriezen zodat ze langer houdbaar waren. Deze diepvriescentrale’s werden vaak opgericht door plaatselijke coöperaties. In Winterswijk waren dat de Coöperatieve Zuivelfabriek, de Coöperatieve Boerenleenbank en de Coöperatievelandbouwbond. Daarnaast deed de Vereniging van Plattelandsvrouwen mee.
Uiteindelijk kregen alle buurtschappen in Winterswijk hun eigen vrieshuis. De coöperaties hebben omstreeks 1960 totaal 722 leden die gezamenlijk 7 kluizen beheren. Een diepvriescentrale bestond uit een klein gebouwtje met daarin een vrieskluis en een kleine ruimte waar het vlees bewerkt kon worden. In deze ruimte was ook de gelegenheid om op kleine schaal worst te maken. De vrieskluis, in wezen een hele grote diepvries, bevatte stellingen met grote houten boxen (inhoud 200 liter). De boxen werden verhuurd aan de leden van een coöperatie. De deelnemende boer in kwestie huurde voor een jaar één of meerdere lades waarin de voedingsmiddelen als vlees en groente werden opgeslagen. Men betaalde voor 100 liter fl. 35,-- en voor 200 liter fl. 60,-- blijkt uit de historische gegevens.
De lades hadden een eigen nummer en een slot zodat alleen de eigenaar bij de inhoud kon. Vrieshuis Winterswijk Bij het eerste vrieshuis in Winterswijk konden de boeren in eerste instantie intekenen op één lade. De laden die over bleven konden de ‘darpers’ (dorpelingen) huren aldus de notulen van 21 februari 1956. Bij elk vrieshuis werd een toezichthouder aangesteld die moest toezien op een goede gang van zaken. Voor het op de goede manier omgaan met de diepvries werd, bij de oprichting, nog een voorlichtingsmiddag gehouden. Dat was wel nodig want de gebruikers hadden nog nauwelijks ervaring met het invriezen van voedsel. Desondanks was het in de jaren daarna nog steeds geen luxe met het werken in de verschillende vrieshuizen.
Bekende problemen waren:
• Het te lang open laten staan van de vrieshuisdeuren waardoor veel koude verlies optrad.
• Er werd onvoldoende schoongemaakt. Daardoor werden soms kwalijke ‘reukverschijnselen’, zoals men dat noemde, geconstateerd.
• De laden werden mee naar huis genomen om daar in te pakken waardoor nogal eens verontreiniging optrad.
• Er ontbraken noodknoppen in de bewaarruimten waardoor opsluiting van personen soms voorkwam.
• Pakjes vlees die zonder naam of eigenarennummer bleven liggen in de verwerkingsruimte waren een probleem. Meestal werden ze weggegeven aan behoeftige gezinnen. Het was gebruikelijk dat de huisslachter of de slager het slachtdier in de werkplaats van het vrieshuis verwerkte. Dat leverde de coöperatie ook wat inkomsten op.
De kosten voor het verwerken van het slachtvee en het gebruik van de machines werden anno 1960 als volgt vastgesteld:
• Half varken fl. 1,-- (€ 0,45)
• Heel varken fl. 1,75 (€ 0,80)
• Vierdel (kwart) rund fl. 1,25 (€ 0,57)
• Heel rund fl. 5,-- (€ 2,25)
Bij het vrieshuis was het allemaal ook wat gemakkelijker want daar kon het geslachte varken beter en vooral hygiënischer worden bewerkt en in ieder geval konden ter plaatse het gehakt en de verse worsten worden gemaakt. De boerin en/of de meid hielpen dan mee en alles kon dan meteen de diepvries in. De overige worstsoorten werden meestal door de slager aan huis gemaakt en dan later weer afgeleverd. Omdat het steeds gemakkelijker wordt om zelf thuis een diepvries te plaatsen neemt de belangstelling voor de diepvrieshuizen steeds verder af. In Henxel aan de Henxelseweg staat nog een diepvrieshuisje dat niet meer als zodanig in gebruik is. Anno 2015 is er, volgens Versinspiratie, alleen nog een goed functionerend diepvrieshuis in Meddo, een buurtschap onder Winterswijk, dat wordt wordt uitgebaat door een ambachtelijke slager Alex Huizing aan het Beuksveld.